· Besluit van 19 februari 1986, ter uitvoering van artikel 7, leden 4 en 6, van het Koninklijk besluit van 20 juni 1974, Stb. 351
Gelet op artikel 17d van de Auteurswet 1912 en artikel 7, vierde en zesde lid, van het Koninklijk besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, inzake het kopiëren van auteursrechtelijk beschermde werken, zoals gewijzigd bij Koninklijk besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471;
Gezien de statuten van de Stichting Reprorecht, gevestigd te Amsterdam zoals vastgesteld bij notariële akte, verleden op 25 november 1985;
Besluit:
Het toezicht, bedoeld in artikel 7, zesde lid, van het besluit van 20 juni 1974 inzake het kopiëren van auteursrechtelijk beschermde werken, wordt uitgeoefend door een College van Toezicht.
- 1.Het College van Toezicht bestaat uit drie of meer personen.
- 2.De leden van het College van Toezicht worden benoemd door de Minister van Justitie, die tevens de voorzitter aanwijst.
De leden van het College van Toezicht worden aangewezen voor een periode van drie jaar. De aftredenden kunnen na afloop van deze periode opnieuw worden benoemd.
Het lidmaatschap van het College van Toezicht eindigt:
- a. door het verstrijken van de periode waarvoor het lid zitting heeft in het College van Toezicht;
- b. door ontslag door de Minister van Justitie, al dan niet op eigen verzoek.
Het College van Toezicht vergadert ten minste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls als zulks door de voorzitter of twee andere leden van het College dienstig wordt geoordeeld.
Het College van Toezicht besluit met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
Het College van Toezicht blijft ook in geval van één of meer vacatures bevoegd tot hetgeen hem is opgedragen.
Het College van Toezicht kan bij reglement nadere regels omtrent zijn vergaderingen en besluitvorming vaststellen. Vaststelling en wijziging van het reglement is onderworpen aan de goedkeuring van de Minister van Justitie.
- 1.Het College van Toezicht is belast met het toezicht op het beleid van de incasso-organisatie, als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van het besluit van 20 juni 1974 inzake het kopiëren van auteursrechtelijk beschermde werken.
- 2.Het College van Toezicht kan de incasso-organisatie, gevraagd en ongevraagd, van advies dienen.
- 1.De leden van het College van Toezicht hebben te allen tijde toegang tot de kantoren van de incasso-organisatie. Hun wordt, desgevraagd, gelegenheid gegeven om vergaderingen van bestuursleden, commissarissen of andere leidende personen van de incasso-organisatie bij te wonen en aan de beraadslagingen deel te nemen, alsmede om inzage te nemen van boeken en bescheiden, voor zover kennisneming daarvan noodzakelijk is voor de uitoefening van het toezicht.
- 2.Het College van Toezicht heeft voorts het recht om een registeraccountant te zijner keuze de boekhouding te doen onderzoeken.
Aan de goedkeuring van het College van Toezicht zijn onderworpen:
- a. een besluit tot wijziging van de statuten of tot ontbinding van de incasso-organisatie;
- b. een besluit van de incasso-organisatie tot benoeming van een registeraccountant;
- c. een besluit van de incasso-organisatie tot vaststelling of wijziging van modelovereenkomsten met rechthebbenden betreffende de uitoefening en handhaving van het reprografisch auteursrecht door deze organisatie en tot vaststelling of wijziging van andere modelovereenkomsten en reglementen.
Een besluit als bedoeld in artikel 11 treedt niet in werking alvorens de goedkeuring van het College van Toezicht is verleend.
Het College van Toezicht brengt ten minste een maal per jaar aan de Minister van Justitie verslag uit over zijn werkzaamheden. Het College verstrekt voorts aan de Minister van Justitie alle door deze verlangde inlichtingen.
- 1.De leden van het College van Toezicht genieten vergoeding van reis- en verblijfkosten overeenkomstig regels door de Minister van Justitie te stellen.
- 2.De Minister van Justitie kan aan de leden van het College van Toezicht een toelage toekennen.
- 3.De kosten gemaakt door het College van Toezicht ten behoeve van de uitoefening van het toezicht komen voor rekening van de incasso-organisatie, bedoeld in artikel 14.
Als incasso-organisatie, bedoeld in artikel 7, vierde lid, van voornoemd besluit, wordt aangewezen de Stichting Reprorecht, gevestigd te Amsterdam, waarvan de statuten, zoals vastgesteld bij notariële akte, verleden op 25 november 1985, voldoen aan het bepaalde in de artikelen 2 tot en met 13 van dit besluit.
· Dit besluit wordt in het Staatsblad bekend gemaakt. Het treedt in werking twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
's-Gravenhage, 19 februari 1986
De Minister van Justitie,
F. Korthals Altes
Uitgegeven de dertiende maart 1986
De Minister van Justitie,
F. Korthals Altes